Het oorspronkelijke pand is van hetzelfde type als de panden op nummer 426 en 430. Het wordt afgebouwd in 1666 en door de eigenaar en bouwer, D. Molenijser in 1667 voor ƒ 7.840 verkocht aan de de heer Rijser. Opvallend genoeg wordt de waarde van het pand in 1709 vastgesteld op ƒ 3.600. In 1726 is het pand eigendom van een koopman, Adrianus Colthoff. Vanaf 1739 wordt het pand verhuurd. Uiteindelijk wordt het, via de erfenis van de weduwnaar van van de kleindochter van Colthoff, in 1785 eigendom van het R.C. Maagdenhuis.
In 1818 wordt in dit perceel door een voorloopster van 'Arbeid adelt' een inrichting gesticht 'ten verkoop van kunst- en handwerken, vervaardigd door hulpbehoevenden van goeden huize'. Nadien huisvest het pand nog –achtereenvolgens- een koopman, modeontwerpsters, en een chocoladefabrikant.
In 1859 wordt het pand voor ƒ 12.000 gekocht door de kleermaker Henry Neville Hart van nummer 426. Van 1875 tot 1885 bewoont George J. Hart (een kleermaker) nummer 428. Na hem volgt nog een koopman in tabak en –opnieuw- een kleermaker: John Walter Hart.
Architectuur
Philips geeft de gevel een natuurstenen gesloten pui; op het schilderij van Hendrik Keun (1774) lijkt echter de oude houten pui nog aanwezig te zijn. Zie hieronder deze panden, een detail uit het schilderij.
Rond 1860 wordt het pand volledig verbouwd en zijn de balklagen verlegd, of is het pand in zijn geheel vervangen. Kort voor de afbraak heeft huis een lage hoofdverdieping, waarboven drie woonverdiepingen, achter een tweeassige gevel op natuurstenen drieassige pui, afgedekt door een rechte lijst met drie paar consoles. In 1903 wordt dit pand (evenals de nummers 426 en 430) verkocht aan de NV Levensverzekering Mij Dordrecht te Dordrecht.
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.